Prometheus logo
linkerzijde




Dinsdag 16 september 2009 - Cordula Rooijendijk

 

Cordula Rooijendijk (1973) werd geboren in de Amsterdamse Bijlmermeer en groeide op in Amstelveen. Ze studeerde sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam, waar ze in 2001 cum laude afstudeerde.
Als AIO gaf ze van 2001 tot 2005 samen met de historici Geert Mak en Michiel Wagenaar colleges over de geschiedenis van Amsterdam aan Nederlandse en buitenlandse studenten.
Ze schreef het proefschrift That city is mine! over de geschiedenis van stedelijke ideaalbeelden in Amsterdam en Rotterdam, waarop ze  in 2005 promoveerde. Sindsdien werkt ze als zelfstandig onderzoeker en schrijver. Ook besloot ze de verkorte PABO-opleiding te volgen, nadat haar belangstelling voor lesgeven aan kinderen was gewekt door vrijwilligerswerk voor de stichting Technika 10. Ze geeft regelmatig les op basisscholen.
In 2007 verscheen haar debuut Alles moest nog worden uitgevonden, over de geschiedenis van Nederlandse computerpioniers en hun uitvindingen. In mei 2009 verscheen Waterwolven. Een geschiedenis van stormvloeden, dijkenbouwers en droogmakers.

Waterwolven gaat over mensen die al eeuwenlang proberen te voorkomen dat Nederland door het water wordt opgeslokt. Het gaat over de Friezen die terpen bouwden in de Waddenzee, over monnik Willem van Saeftinghe die op blote voeten de Zeeuwse slikken in trok om klei op hopen te scheppen, en als ridder meevocht tijdens de Guldensporenslag. Het gaat over Andries Vierlingh, Brabants dijkgraaf en vader van zes kinderen, over molenmaker Jan Adriaanszoon Leeghwater, die valse kerkklokken voor de Amsterdamse Zuiderkerk ontwierp, over baggeraar Adriaan Volker, die voortijdig een boottocht met prins Frederik verliet, zodat hij gewoon thuis kon eten. Het gaat over Nicolaas Cruquius, een hopeloze hypochonder en vrijgezel die de gevaarlijke Haarlemmermeer wilde temmen. Net als Jan Anne Beijerinck, die het water werkelijk zag zakken en overblijfselen van huizen en kerken tevoorschijn zag komen die het meer in de loop der jaren had opgeslokt, als braaksel uit een maag. Cornelis Lely streed een leven lang voor een dijk dwars door zee, terwijl Johan van Veen niet alleen het Deltaplan maakte, maar ook voorganger werd van een sekte, terwijl hij toch echt atheïstisch was opgevoed. Een geloof in God, dat hadden de mannen gemeen, en anders wel een geloof in de maakbaarheid. Tot laat in de twintigste eeuw, totdat de samenleving seculariseerde, en de maakbaarheidsgedachte door postmodernisten opzij werd gezet. Totdat de dreiging van het water ernstiger werd dan ooit. Het wachten is op de volgende stormvloed. Deze verhalen maken Waterwolven tot een zeer rijke geschiedenis van Nederland.

'Eerst veilige dijken, dan natuur'

Onderzoekster Cordula Rooijendijk schreef de geschiedenis van de Hollandse waterbouw. Een gesprek over geloof, vooral dat in maakbaarheid, en 'de mensen die Nederland maakten'.

Derrie, baggerbeugel, achterloopsheid, ingelande, overlaat; deze en nog vele andere echt Nederlandse woorden staan  in de verklarende woordenlijst van Waterwolven. Nederlandser dan Waterwolven, een geschiedenis van stormvloeden, dijkenbouwers en droogmakers, kan een boek dan ook niet zijn.

Aan de hand van de levens en werken van de bekende en vooral minder bekende figuren uit de Nederlandse waterbouwkunde vertelt Cordula Rooijendijk (1973) het verhaal van de wording van Nederland. Niet alleen Leeghwater, de 17de-eeuwse ontwerper van  Nederlandse droogmakerijen als de Schermer, en Cornelis Lely, de minister die zorgde voor de Afsluitdijk, maar ook de anonieme monniken die in de Middeleeuwen in Zeeland dijken bouwden en land wonnen zijn de hoofdpersonen van Waterwolven.

Wat trof u het meest bij uw onderzoek naar de geschiedenis van de waterwerken?
"De dramatiek van de geschiedenis. In de 14de en 15de eeuw waren er om de paar jaar overstromingen in Nederland. En dan ging het meestal om grote stukken land die onderliepen, van Amsterdam tot de Oude Rijn bijvoorbeeld. Ook de rol die het geloof speelde in het maken van Nederland heeft me gefrappeerd. De cisterciënzer monniken, die met ascese en hard werken de duivel uit hun lichaam wilden verdrijven, hebben een grote bijdrage geleverd aan het maken van dit land.  Alleen zij waren, door hun geloof, in staat om meer materiaal op te werpen dan de zee kon meenemen."
(…)

Maakt uw pleidooi enige kans in deze tijd die u zelf postmodern noemt?
"Ik vrees van niet. Verbrokkeling is het kenmerk van deze postmoderne tijd, het maakbaarheidsgeloof is verbonden met het oude modernisme. Je maakt ook geen goede sier met zoiets ouderwets als degelijke dijken bouwen. Terwijl de dijken en waterwerken de Grand Travaux van Nederland zijn. Ik vind de Hondsbossche Zeewering schitterend, die kaarsrechte dijk, met aan de ene kant de zee en aan de andere kant een polder. Maar we zijn, doordat we ruim een halve eeuw geen grote overstroming hebben meegemaakt, vergeten hoe groots zoiets is. Misschien is er een flinke overstroming voor nodig om dat besef terug te brengen.  „Geef ons heden ons dagelijks brood, en af en toe een watersnood”, zeggen dijkgraven al eeuwen. De kans op het laatste wordt steeds groter."